|
|
Migrantenkerken in Nederland
Wie denkt dat de komst van migranten naar Nederland
een betrekkelijk nieuw verschijnsel is vergist zich. Ook in het verleden
heeft de komst van migranten een grote invloed op de Nederlandse samenleving
gehad.
De komst van de Franken en Saksen veranderde de
positie van de Friezen ingrijpend. Sommigen beschouwen deze grote volksverhuizing
als de eerste, grote migratiestroom in de geschiedenis van Nederland. Kortom:
al honderden jaren zijn in Nederland migranten met een van oorsprong niet-Nederlandse
cultuur komen wonen. Dit neemt echter niet weg dat er wel degelijk een
sterke toename van migranten valt waar te nemen in de afgelopen decennia.
Zo groeide hun aantal tussen 1971 en 1997 van 200.000 naar 1,5 miljoen
mensen. Over de totale Nederlandse bevolking genomen is dit een groei van
1,6 naar 9,4 procent. In sommige grote steden maken migranten op het moment
een derde deel van het aantal inwoners uit. Het Amsterdams Bureau voor
Onderzoek en Statistiek becijferde onlangs dat etnische minderheden rond
2020 bijna de helft zullen uitmaken van de Amsterdamse bevolking. De Nederlandse
samenleving is met andere woorden een multi-etnische samenleving geworden
en zal dit ook blijven.
Uiteraard brengen deze migranten ook hun eigen
godsdienst mee. Vaak betreft dit niet-christelijke godsdiensten, zoals
islam, boeddhisme, hindoeïsme. Dikwijls wordt echter vergeten dat
er onder de vele migranten die ons land rijk is minstens net zoveel christenen
te vinden zijn. De Stichting Samen Kerk in Nederland (SKIN), een
koepelorganisatie van niet-westerse kerken in Nederland, schat hun aantal
zelfs op 700 à 800.00 personen, waarvan ongeveer 200.000 protestant
zijn.
Migrantenkerken
De verschillende kerken die deze migranten uit den
vreemde meenamen worden vaak aangeduid als migrantenkerken. Soms
wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de historische migrantenkerken
en de nieuwere migrantenkerken. Met de historische migrantenkerken
worden de kerken uit Indonesië en Suriname bedoeld die Nederland kennen
uit het koloniale verleden en min of meer vertrouwd zijn met de Nederlandse
cultuur en taal. Met de nieuwere of jongere migrantenkerken
duidt men de kerken aan die de afgelopen vijftien à twintig jaar
naar Nederland zijn gekomen, zoals bijvoorbeeld de Ghanezen in de Amsterdamse
Bijlmermeer.
Wie over deze kerken meer wil weten dan in het
korte bestek van dit hoofdstuk geboden kan worden kan het beste terecht
bij het boek Gemeenschapsvorming van Aziatische, Afrikaanse en Midden-
en Zuidamerikaanse christenen in Nederland onder redactie van dr. J.A.B.
Jongeneel, dr. R. Budiman en dr. J.J. Visser. Deze gouden gids van
niet-westerse christenen in Nederland beschrijft niet alleen hun geschiedenis
en problemen, maar geeft ook een beschrijving van de talloze niet-westerse
christelijke kerken en groepen, die in Nederland hun weg en plaats gevonden
hebben in de loop van de tijd.
In dit hoofdstuk zal veelvuldig worden teruggegrepen
op het pionierswerk dat in deze studie aan een breder publiek gepresenteerd
werd.
Geschiedenis
Zoals gezegd is migratie in Nederland niet een verschijnsel
van alleen de laatste decennia. In het hiervoor genoemde boek wordt erop
gewezen dat de Reformatie en de daarop volgende godsdienstoorlogen een
aanzienlijke migratie binnen Europa tot gevolg hadden. Aan het eind van
de zestiende eeuw kwamen een kleine 100.000 zuidelijke Nederlanders naar
de Republiek. Zij hadden door hun kennis en vakbekwaamheid, onder hen waren
veel edellieden, predikanten en ambachtslieden, grote invloed op de economische
en sociale ontwikkeling van de Republiek. De vele Franstaligen onder hen
stichtten de zogenaamde Waalse kerken.
In de zeventiende eeuw kwamen joden groepsgewijs
naar de lage landen, van wie sommigen, in de tijd dat de islam uit Spanje
werd verdreven, noodgedwongen waren overgegaan tot de rooms-katholieke
kerk. Eenmaal in de Nederlanden aangekomen keerden de meeste van deze Christaos
Novos weer terug tot het jodendom.
Van 1680 tot 1703 vertrokken in verschillende
fasen 50 à 60.000 hugenoten uit Frankrijk naar Nederland, waar hen
een warm welkom wachtte. Bij hun opvang speelden de Waalse kerken een belangrijke
rol. Het getal van hun gemeenten steeg door de komst van de hugenoten tot
boven de 80.
Het zou vervolgens tot aan het begin van de twintigste
eeuw duren alvorens Nederland plotseling ten gevolge van de eerste Wereldoorlog
opnieuw met een zeer groot aantal vluchtelingen geconfronteerd werd. Voor
het eerst in de Nederlandse geschiedenis werden vluchtelingen in kampen
ondergebracht. Hierop kwam de nodige kritiek.
Ook vanaf 1933, toen Hitler in Duitsland aan
de macht kwam, kwamen aanzienlijke aantallen vluchtelingen naar Nederland.
Ze werden echter slechts mondjesmaat toegelaten. Dit had te maken met de
Nederlandse neutraliteitspolitiek, de werkloosheid in eigen land en de
angst voor socialistische en communistische agitatie.
Wanneer de eerste niet-westerse immigranten naar
Nederland zijn gekomen is niet duidelijk. Voor zover ze er waren was hun
aantal gering of verbleven ze maar tijdelijk in Nederland. In elk geval
kan gesteld worden dat hun aantal vóór de Tweede Wereldoorlog
klein was. Na de Tweede Wereldoorlog zou dit aanzienlijk veranderen.
Naoorlogse migrantenstroom
De eerste grote naoorlogse stroom van niet-westerse
migranten was een rechtstreeks gevolg van de dekolonisatie van Indonesië.
Hier moet men denken aan Chinezen die zich onveilig voelden, Indische Nederlanders,
voor wie er geen toekomst meer was in Indonesië en de Molukkers uit
het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL).
Vervolgens trokken na de onafhankelijkheid van
Suriname in 1974 veel Surinamers naar Nederland. Ondertussen kwamen vanaf
de jaren vijftig ook Antillianen in steeds grotere aantallen naar Nederland.
Een tweede stroom migranten zijn de trekarbeiders
uit met name Turkije en Marokko die om economische redenen naar Nederland
werden gehaald of op eigen initiatief kwamen. Een aparte categorie vormen
hier de zakenlieden uit de geïndustrialiseerde landen in Azië,
zoals Korea en Japan. Gezien hun sociaal-economische positie zijn zij niet
vergelijkbaar met de Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten.
Een derde stroom betreft de migranten
om humanitaire redenen: vluchtelingen en asielzoekers uit een scala van
landen van Vietnam tot Liberia, van Chili tot Sri Lanka.
De vierde stroom tenslotte zijn, zoals dat wel
eens genoemd wordt, de 'overige' migranten: mensen die naar Nederland komen
in het kader van gezinshereniging en studenten.
Overheid, samenleving en kerken hebben zich sinds
de Tweede Wereldoorlog, ieder op eigen wijze, ingezet voor de opvang van
migranten. Het Nederlandse vreemdelingenbeleid is de laatste jaren door
het proces van Europese eenwording danig aangepast. Om onderling een open
maatschappij te kunnen ontwikkelen, worden de grenzen naar buiten scherper
getrokken en bewaakt.
Ook al is er aandacht voor de nieuwkomers, het
minderhedenbeleid van de Nederlandse overheid is vooral gericht op die
groepen die al wat langer in ons land verblijven.
De reacties in de samenleving op de komst van
mensen uit vreemde landen zijn wisselend. De vraag of racisme in onze samenleving
voorkomt wordt in verschillende studies verschillend beantwoord. Sociaal-economische
posities van bepaalde groepen en buurten in de Nederlandse samenleving
spelen hier een belangrijke rol en dragen er het hunne toe bij dat migranten
soms niet gezien worden als mensen die nieuwe vaardigheden meebrengen,
maar als bedreiging voor de eigen positie op de woning- of arbeidsmarkt.
Tegelijkertijd is het ook een feit dat veel mensen
zich inzetten voor nieuwkomers. Zo kent de Vereniging Vluchtelingenwerk
Nederland zo'n 10.000 vrijwilligers die helpen bij de opvang van asielzoekers
en vluchtelingen.
De komst van migranten naar Nederland liet ook
de kerken niet onberoerd. In de verklaring van de Raad van Kerken in Nederland
uit 1987 Voor vluchtelingen partij kiezen werd het vluchtelingenvraagstuk
in mondiaal perspectief geplaatst. Op allerlei manieren is er binnen de
kerken aandacht voor de multiculturele samenleving. De contacten met de
migrantenkerken hier te lande blijven echter schaars, terwijl Nederlandse
kerken soms wel via zendingsorganisaties en oecumenische verbanden contacten
onderhouden met kerken in de landen van herkomst van veel allochtone christenen
in ons land.
Wat de toekomst betreft kunnen ook de kerken
hier een rol spelen. Het is beslist belangrijk dat zij hun invloed (blijven)
aanwenden om gastvrijheid te laten prevaleren boven xenofobie en contacten
stimuleren, ook tussen christenen van autochtone en allochtone kerken.
Om deze contacten te kunnen leggen is het nuttig
meer te weten over de achtergronden en situatie van de tientallen Aziatische,
Afrikaanse en Midden- en Zuid-Amerikaanse christelijke gemeenschappen en
kerken in Nederland. Daarover gaat dan ook de volgende paragraaf.
Modellen van gemeenschapsvorming
In het eerder genoemde boek over de christelijke
gemeenschappen en kerken van niet-westerse origine in Nederland onderscheidt
Jongeneel drie modellen van gemeenschapsvorming:
1. niet-westerse christenen kunnen zich aansluiten
bij in Nederland gevestigde kerken;
2. ze kunnen deel blijven uitmaken van de kerk
in hun land van herkomst of
3. ze kunnen eigen onafhankelijke christelijke
gemeenschappen stichten.
In het eerste model onderscheidt Jongeneel
tussen individuele en collectieve aansluiting. Allochtone enkelingen
zijn vaak lid geworden van een der gevestigde kerken in Nederland. Zo zijn
de meeste Molukse protestanten in Nederland lid van een der Molukse kerken,
maar er zijn bijvoorbeeld ook Molukkers, die lid werden van een der Nederlandse
kerken.
Waar het echter om aansluiting bij Nederlandse
kerken ging, was er meestal sprake van collectieve aansluiting. Zowel binnen
de Rooms-Katholieke Kerk als bij de protestantse kerken zien we dit.
De Rooms-Katholieke Kerk heeft hierover een duidelijke
opvatting: de verantwoordelijkheid voor de geestelijke verzorging van vreemdelingen
berust bij de kerk in het land van bestemming. Voor onderscheiden groepen
bestaan aparte pastores. Het beleid is gericht op het tot stand brengen
van een multiculturele kerk. Voor niet-westerse christenen is er gerichte
aandacht in deze kerk.
Binnen de SoW-kerken hebben alleen de Waalse
christenen (hugenoten) een in de kerkorde verankerde aparte status. De
meeste Indische Nederlanders werden na aankomst in Nederland automatisch
lid van de Nederlandse Hervormde Kerk. Wat de Molukkers betreft zij verwezen
naar het artikel van Antje van der Hoek (verderop in dit Vlugschrift).
Ook de gereformeerde kerken hadden te maken met de problematiek van individuele
en ook collectieve instroom van niet-westerse christenen. Hier willen bijvoorbeeld
de Pakistaanse protestanten graag een eigen categoriale gemeente worden.
Een model apart is de Evangelische Broedergemeente.
Van van huis uit een 'blanke' zendingsgemeente veranderde zij door de toevloed
van allochtonen – in casu Surinamers – wezenlijk van spiritualiteit en
gedaante. Jongeneel vindt deze gemeenschap een voorbeeld van een 'autochtone'
kerk die door de instroom van 'allochtonen' een echt multiculturele kerk
is geworden.
In het tweede model gaat het om niet-westerse
christenen die deel blijven uitmaken van de eigen kerk in het land van
herkomst. Voorbeelden hiervan zijn de oud-oosters-orthodoxe of oriëntaals
orthodoxe kerken uit het Midden-Oosten: de Armeens-Apostolische, de Koptisch-Orthodoxe,
de Ethiopisch-Orthodoxe en de Syrisch-Orthodoxe kerk. Ook in Nederland
blijven deze kerken deel uitmaken van de kerkstructuur in het land van
herkomst.
Het derde model van gemeenschapsvorming is het
meest markante. Noch de gevestigde kerken in het land van bestemming noch
de eigen kerk in het land van herkomst worden hier als de ideale vorm beschouwd.
Men kiest voor andere oplossingen. De belangrijkste drie zijn de volgende.
1. Informele gemeenschapsvorming. Hierbij
moeten we denken aan huisgemeenten die vaak de vorm hebben van een bijbel-
of gebedskring. Een voorbeeld is de kring Ora et labora van een
groep Papoea's en enkele Nederlanders. Deze kring is overigens niet alleen
een gebedskring. Ze verzendt ook stichtelijke literatuur, medicijnen en
kleding naar vluchtelingenkampen van Papoea's.
De meeste bijbel- en gebedskringen zijn zeer
laagkerkelijk, waardoor het uitermate moeilijk is om dit
omvangrijke kringwerk in Nederland zelfs maar
globaal in kaart te brengen.
2. Kerkelijke gemeentevorming. Vooral
in de pinksterbeweging en de evangelikale beweging vindt gemeentevorming
op lokaal vlak plaats, vaak gericht op één specifieke bevolkingsgroep.
Deze vorm van gemeentevorming is het grootst onder Engels- en Franstalige
Afrikanen en Spaans- en Portugeestalige Midden- en Zuid-Amerikanen. Met
name Amsterdam-Zuidoost is rijk aan dit type gemeenschappen. Het verschil
met de bijbel- en gebedskringen is dat er institutionalisering plaatsvindt,
bijvoorbeeld door de instelling van ambten als predikant, ouderling en
diaken.
In een enkel geval is uit een lokale gemeenschap
een nationale kerk gegroeid. Deze weg is in ons land het eerst bewandeld
door de Molukse kerken. Een ander voorbeeld is de Indonesisch-Nederlands
Christelijke Kerk.
3. Juridische gemeentevorming. Het doel
hiervan is erkenning als rechtspersoon door de Nederlandse overheid, waardoor
niet-westerse kerkgenootschappen zich als vereniging of stichting publiekelijk
kunnen manifesteren en aan het sociaal-economisch verkeer in de Nederlandse
samenleving kunnen deelnemen. Vaak blijken het de bovenplaatselijke kerkgenootschappen
te zijn die zich op deze manier invoegen in de Nederlandse samenleving.
Zo'n eigen vereniging werd opgericht door de Messias-belijdende joden in
Nederland, de Indonesische christenen en de Vietnamese christenen.
De Nederlandse overheid gaat tot erkenning van
niet-westerse kerken als vereniging over nadat statuten en huishoudelijk
reglement zijn opgesteld en goedgekeurd.
Bij wijze van voorbeeld geeft Jongeneel enkele
artikelen uit de statuten van de Vietnamese Protestantse Kerk in Nederland
(VPKN), die voor de verenigingsvorm heeft gekozen. Ik citeer hier artikel
2, doel en grondslag, uit:
"De vereniging stelt zich ten doel God te verheerlijken
en te eren, de liefde van Christus te tonen en het door de Heilige Geest
bewerkte geestelijke leven van de Vietnamese christenen in Nederland te
versterken en te stimuleren, alsmede Gods Woord te verkondigen aan Vietnamese
landgenoten die nog geen christen zijn.
De kerk grondt zich op het Woord van God en onderwerpt
zich aan het gezag hiervan. Samenwerking met andere kerken, groepen en
christenen die zich aan Gods woord wensen te onderwerpen wordt voorgestaan.
Het leidend principe is de goddelijke Drieëenheid".
Daarnaast zijn er ook niet-westerse christelijke
gemeenschappen die voor de stichtingsvorm hebben gekozen. Het verschil
met de verenigingsvorm is dat stichtingen wel een bestuur hebben, maar
geen leden. Voorbeeld van een dergelijke stichting is de Armeens-Apostolische
Kerk in Amsterdam.
De vorming van een eigen plaatselijke gemeente
sluit ook in dat er op voet van gelijkwaardigheid met autochtone Nederlandse
gemeenten contact kan worden gelegd. Op enkele plaatsen in Nederland participeren
niet-westerse gemeenten in het werk van lokale Raden van Kerken. Op bovenplaatselijk
vlak kunnen de niet-westerse kerken op gelijke wijze als de autochtone
kerken lid zijn van de raad van Kerken in Nederland. Tot nu toe zijn alleen
de Evangelische Broedergemeente en de Syrisch-Orthodoxe Kerk hiervan lid
geworden. Ook in de Nederlandse Zendingsraad kunnen de niet-westerse kerken
participeren.
Zowel bij de Raad van Kerken als bij de Nederlandse
Zendingsraad gaat het om meer dan enkel aanwezig zijn. Het gaat ook om
het mee bepalen van de agenda en het vormgeven aan de spiritualiteit. Jongeneel:
"Genoemde lichamen behoeven vers bloed om de grote kerkelijke en missionaire
uitdagingen van onze tijd te kunnen aangaan".
Voorts wijst Jongeneel erop dat in Nederland
de niet-westerse christelijke gemeenschappen een grotere verscheidenheid
vertonen in leer en in levensstijl dan in de gelederen van de van ouds
in Nederland gevestigde kerken te vinden is. Ook moeten we niet vergeten
dat deze gemeenschappen voortdurend in beweging zijn. Nog steeds komen
er nieuwe gemeentes bij.
Al met al is het een illusie te denken, dat deze
vele gemeenschappen van niet-westerse christenen na verloop van tijd zullen
verdwijnen door assimilatie of om andere redenen. Zoals de hugenoten zich
in Nederland na 1688 deels geassimileerd en deels als groep (de Waalse
classis) gehandhaafd hebben, zo zullen ook sommige niet-westerse christenen
in Nederland zich bij autochtone gemeenschappen of kerken aansluiten, maar
zullen de meesten daarentegen hun eigen etnische gemeenschappen of taalgemeenschappen
blijven vormen.
Niet-westerse koepels
In Nederland bestaan twee zogenaamde koepels van
niet-westerse christelijke gemeenschappen en kerken. De ene heet Samen
Kerk In Nederland (SKIN). SKIN, met inmiddels 29 leden, wil contacten
leggen tussen niet-autochtone kerken in Nederland onderling en tussen de
niet-autochtone en autochtone kerken; hulp bieden op het gebied van praktische
problemen (o.a. huisvesting), op het gebied van toerusting en vorming en
op dat van geloofservaringen en spiritualiteit. De doelstelling van SKIN
luidt: migrantenkerken en organisaties van migrantenchristenen bij staan
om ten volle kerk en christen te kunnen zijn in onze samenleving en de
daarbij behorende kerkelijke taken te kunnen vervullen. Deze taken hebben
in hoofdzaak te maken met missionair werk, diaconaal werk en maatschappelijke
activiteiten. Kortom: SKIN zet zich in om samen – ieder vanuit de eigen
identiteit – gestalte te geven aan het kerk-zijn in Nederland. Met de nadruk
op wat verbindt en niet op wat scheidt.
Op deze manier draagt SKIN ertoe bij bekendheid
te geven aan de problematiek van de migrantenkerken. SKIN kent een aantal
commissie die zich in het bijzonder bezighouden met de situatie en uitdagingen
voor vrouwen, jongeren en ouderen. Ook zijn er commissies op het gebied
van gerechtigheid, pastoraat en verblijfsvergunningen. SKIN onderhoudt
zowel oecumenische als internationale contacten.
De andere niet-westerse koepel is The Gospel
from Africa to Europe (GATE). Deze organisatie wordt vooral gedragen
door evangelische en pinksterkerken, met leden uit Ghana, Nigeria, Uganda,
Zambia, Suriname en Nederland, die zich in veel gevallen nog moeten wortelen
in de westerse cultuur. Veel leiders hebben lange ervaring in evangelisatiewerk.
De bij GATE aangesloten kerken benadrukken vooral persoonlijke evangelisatie.
Belangrijke bijdragen
Aan de indeling van niet-westerse christenen in Nederland
op basis van taal of geografische herkomst kleeft een niet gering risico.
Alsof het om niet-Nederlandse gemeenschappen gaat die eigenlijk elders
thuishoren. Zo is het echter niet. In haar bijdrage aan het boek van Jongeneel,
Budiman en Visser wijst G. ter Haar erop dat Afrikaanse christenen zichzelf
liever aanduiden met de term internationale kerken. Hiermee willen
zij tot uitdrukking brengen dat "zij ook in Nederland niet in een door
anderen opgelegd isolement wensen te opereren, maar open staan voor christenen
van allerlei herkomst, ongeacht etnische afkomst en identiteit. Met andere
woorden: in plaats van nadruk te leggen op een door anderen veronderstelde
eigen Afrikaanse identiteit, zoeken zij zelf het eigene allereerst in de
christelijke
identiteit, waarmee zij een brug slaan naar westerse of, in dit geval,
Nederlandse christenen. Afrikaanse christenen zoeken hun identiteit in
wat hen verbindt met en niet in wat hen scheidt van de Nederlandse christenen".
Een ander aspect dat hier tot slot niet onvermeld
mag blijven is de enorm belangrijke bijdrage die de allochtone christelijke
gemeenschappen en kerken geleverd hebben en leveren aan de opvang en integratie
van niet-Nederlanders in de Nederlandse samenleving. Meestal ontbreekt
de maatschappelijke erkenning van deze inzet. De geloofsgemeenschappen
van niet-westerse origine staan er vaak borg voor dat de individuele en
ontheemde gelovige wordt opgenomen in een groter verband. Een sociaal-religieus
netwerk dat mensen bemoedigt en stimuleert, maar ook als vangnet fungeert
voor mensen die niets of niemand hebben om op terug te vallen. G. ter Haar:
"In deze omstandigheden fungeert de kerkgemeenschap als de moderne variant
van de traditionele grootfamilie (extended family) in Afrika". In
de bijdrage van Jan de Jonge (verderop in dit Vlugschrift) over
de Ghanezen in de Bijlmer komt ook dit aspect duidelijk naar voren.
Kortom: de maatschappelijke betekenis van deze
kerken voor het leven van de bij hen aangesloten gelovigen moet dan ook
niet worden onderschat. Ook voor de samenleving als geheel gaat dit op.
De bijdrage van deze nieuwe kerken aan o.a. het proces van sociale vernieuwing
en terugdringing van criminaliteit in de grote steden van ons land is vermoedelijk
veel groter dan de meeste autochtone Nederlanders en politieke partijen
zich bewust zijn.
© JOHAN BLAAUW
Bovenstaande bijdrage is opgenomen als hoofdstuk
1 in Eén
van Geest, Over migrantenchristenen in Nederland, remonstrants vlugschrift
16, 2000, te bestellen bij het Landelijk
Bureau van de remonstranten, EUR 5,00.
Geraadpleegde literatuur:
Gemeenschapsvorming van Aziatische, Afrikaanse
en Midden- en Zuidamerikaanse christenen in Nederland, onder redactie
van dr. J.A.B. Jongeneel, dr. R. Budiman en dr. J.J. Visser, Boekencentrum
Zoetermeer, 1996.
Een multiculturele samenleving, onder
redactie van Dick Koelega, Kerk en Wereld / MCKS Cahier 8, mei 1999.
A.P. van den Broek, Ieder hoorde in zijn eigen
taal, Raad van Kerken in Nederland / SKIN, juli 1999.
SKIN, Nieuwsbrief-Newsletter, Pasen 2000.
SKIN, Beleidsplan 2000, uitg. SKIN Amersfoort.
naar begin |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|