Jij,
nooit wijkende
metgezel van het leven,
vriendin
noch beminde,
gehate huis-
en reisgenoot
zolang ik ben.
O tegenspraak.
O onmogelijkheid
je te ontvluchten
zoals de lente
de kille winter
en op een dag
er onomkeerbaar is,
is, echt is,
zoals jij bij mij,
hier,
in mij,
nu en voelbaar.
O pijn
zonder kans
je kwijt te raken,
voorgoed,
als een boze droom.