|
|
Waarden en normen
Zo oud als de mensheid is, zo oud zijn ook de
pogingen van mensen om enige structuur in de wereld en het leven aan te
brengen. In een totale chaos kun je niet leven. Dus brengen mensen een
zekere orde aan.
Denkt u maar aan uw eigen huishouden: doordat
de dingen liggen waar we ze hebben neergelegd kunnen we onze weg vinden.
Het een ligt hier, het ander daar en wanneer dat opeens niet klopt kan
dat al meteen knap lastig zijn: de sleutels hangen niet op hun plaats.
Met alle gevolgen vandien.
Kortom: enige structuur, een zekere orde is noodzakelijk
om te kunnen leven. Een van de pogingen om in het leven structuur aan te
brengen is de religie, de godsdienst. Daarin hebben mensen van vroeg af
aan geprobeerd de wereld structuur te geven. Denkt u maar aan het begin
van de bijbel, Genesis, waar sprake is van de twee grote lichten. De zon
en de maan worden er niet bij hun naam genoemd, maar ze heten het grootste
licht en het kleinere licht. Met andere woorden: het zijn geen demonen
waar je offers aan moet brengen om ze gunstig te stemmen. Het zijn enkel
lampen: licht om bij te leven en te werken, licht dat je vertelt hoelaat
het is: tijd om te zaaien of te oogsten of tijd om feest te vieren. Kortom:
een poging om structuur aan te brengen in het leven om het leven mogelijk
te maken.
Omstandigheden
Mensen deden dit – zoals Genesis laat zien –
door de wereld onder woorden te brengen en op die manier een zekere orde
aan te brengen, waardoor men een bepaalde grip probeerde te krijgen op
heel die onmetelijke en vaak angstaanjagende werkelijkheid die het leven
en de wereld is.
Dat is nog maar het begin, Genesis. Verderop
in de bijbel zien we dat er ook in het onderlinge verkeer van mensen structuur,
orde wordt aangebracht, want ook daar is behoefte aan, omdat het anders
uit de hand loopt. Voorbeeld hiervan zijn onder andere de tien geboden,
de tien woorden die aan de basis van het samen kunnen leven staan. Toen.
In die tijd. Waarom nu juist die tien geboden en niet tien andere? Dat
had ermee te maken – las ik eens ergens – dat juist die tien regels betrekking
hadden op samenlevingsvragen die toen erg actueel waren: als iedereen bijvoorbeeld
maar naar believen iemand kon doden omdat die tot een andere stam behoort
dan de jouwe krijg je chaos in plaat van een leefbare samenleving. Als
niemand zijn leven zeker is kun je geen samenleving opbouwen. Simpel voorbeeld
nu: denkt u maar aan onze verkeersregels: nodig om te voorkomen dat er
op de weg een grote chaos ontstaat. Als iedereen maar voorrang zou mogen
nemen als die er zin in had, nou, dan hadden we andere problemen dan fileproblemen
op de weg. Ik blijf nog even bij dit voorbeeld. Waarom staat er nu over
verkeersregels, waardoor er toch enkele honderden doden per jaar vallen,
niets in die tien geboden? Nogal logisch: dat speelde toen helemaal niet.
Er waren, om maar wat te noemen, toen helemaal geen auto's, geen gemotoriseerd
verkeer. Ik noem dit voorbeeld – wat natuurlijk een beetje een open deur
is – om ook nog iets anders te laten zien, namelijk dat, zo gauw het over
moraal gaat, de omstandigheden een rol mee spelen. Je maakt nu eenmaal
geen regels voor situaties of problemen die er niet zijn. Pas op het moment
dat zich problemen voordoen, omdat iets niet meer beheersbaar lijkt of
wordt, dan klinkt de roep om regels. Vandaar dat in een uiterst gecompliceerde
samenleving als de onze ethiek en recht altijd achter de techniek of de
praktijk aanlopen. Plotseling is iets mogelijk en dan gaan we ons afvragen:
ho, ho, willen we dat eigenlijk wel?
Ingewikkeld gezegd: de moraal wordt bepaald door
de omstandigheden. En onder moraal versta ik het geheel van gedragsregels,
waarden en normen we er met elkaar op na houden. Of, anders onder woorden
gebracht, moraal is wat we menen te moeten doen of te moeten nalaten. En
die moraal, die wordt in verre gaande mate bepaald door de omstandigheden.
Klein voorbeeld: Liegen is altijd fout, dus zou je kunnen denken, daarvoor
gaat dat niet op, dat heeft dus niet met de omstandigheden te maken. Nee,
zeg ik, dat is niet zo, want dank zij het feit dat mensen op bepaalde momenten
met een stalen gezicht konden liegen is talloze mensen het leven gered.
Ik denk bijvoorbeeld aan de jaren van de Duitse bezetting waarin mensen
ontkenden onderduikers in huis te hebben en Duitse soldaten dat wisten
te laten geloven. Liegen altijd fout? Meestal wel, maar niet altijd. Hangt
van de omstandigheden af!
Christelijke moraal
In gesloten samenlevingen of in een samenleving
waar bijvoorbeeld iedereen tot dezelfde kerk behoort zijn de algemeen geaccepteerde
regels vaak vrij duidelijk. Maar wij leven niet in zo'n soort samenleving,
wij leven, zoals dat heet, in een open en democratische samenleving, waar
mensen van verschillende godsdiensten, van verschillende kerken en van
verschillende maatschappelijke organisaties en politieke groeperingen,
deel uitmaken. En al die mensen, groeperingen, organisaties en partijen
hebben zo hun eigen invalshoek en belangen wanneer het om de moraal gaat.
En dat maakt dat hele debat over waarden en normen wat van tijd tot tijd
in Nederland opduikt ook zoveel ingewikkelder dan het op het eerste gezicht
lijkt. Neem alleen al de christelijke moraal. Die moet terug, zeggen sommige
mensen. Mijn antwoord hierop is: dat kan niet! Want er is geen instantie
die 'de christelijke moraal' kan vaststellen. Je ziet dat om je heen aan
de heel verschillende standpunten die christenen over allerlei vraagstukken
innemen en je ziet het aan het feit dat in ons land christenen lid zijn
van zo ongeveer alle politieke partijen (en niet alleen de christelijke).
Je hebt, anders gezegd, wel standpunten of opvattingen van christenen,
maar de christelijke opvatting bestaat niet. Je kunt die ook niet zomaar
uit de bijbel halen of aan God vragen. Bovendien spelen ook nog eens de
meeste actuele kwesties helemaal niet in de bijbel.
Barmhartige Samaritaan
Ho, ho, denkt u nu misschien wel, maar je maakt
mij hier echt niet wijs, dat God (of Jezus) toch niet het goede willen?
Dat kun je toch in elk geval wel uit de bijbel afleiden? Dat ben ik natuurlijk
direct met u eens. Maar dat lost niets op, want dan blijft de vraag: wat
is dan het goede? Welnu, wat goed is, dat zullen wij zélf moeten
uitzoeken, een ander antwoord weet ik niet op die vraag. Onderling beraad
is dan geboden, samen zoeken naar de oplossing die het beste past en menselijk
is. Zoiets veronderstelt pluriformiteit, verscheidenheid van inzicht en
erkenning van elkaar als gelijkwaardige gesprekspartners en geen verabsolutering
van het eigen gelijk. Om u te laten zien dat dat ook in de bijbel zo zou
u eens moeten kijken naar een gelijkenis als die van de Barmhartige Samaritaan
(in Lucas 10 : 25 – 37).
Een wetgeleerde vraagt daarin aan Jezus wat hij
moet doen om het eeuwige leven te beërven. Het eeuwige leven, daarbij
moet u niet denken aan een leven dat altijd maar voortduurt in de tijd,
maar kunt u het beste denken aan eeuwigheidsleven: het bijbelse begrip
eeuwig leven of eeuwigheidsleven zegt niet iets over de duur van het leven
of een leven na dit leven, maar over de kwaliteit van het leven. Populair
gezegd: de schriftgeleerde vraagt Jezus: Wat moet ik nu eigenlijk doen
om goed te leven? Nou, zegt Jezus in feite, dat weet je zelf heel goed!
Wat staat er in de wet? Vervolgens soms de wetgeleerde dit allemaal keurig
op. 'Goed geantwoord', zegt Jezus dan ook. Met dit antwoord laat de wetgeleerde
zich niet wegsturen. 'Wie is dan mijn naaste?', vraagt hij. En dan gaat
Jezus op hem in door de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan te vertellen.
Een gelijkenis waar de kern van is dat je om de wet te vervullen, kortom
om goed te leven, dat je daarvoor goed moet doen aan mensen – niet uit
plichtsbesef, dus omdat het in de wet zou staan of omdat het zo hoort,
maar omdat je door ontferming wordt bewogen, omdat die ander jou raakt,
omdat die ander jou uit je concentratie haalt en je reis onderbreekt. Die
kern van de gelijkenis beschouw ik niet alleen als de kern van heel het
christendom, maar ook als de kern waar heel dat steeds terugkerende debat
over waarden en normen om draait. Waar elk debat over waarden en normen
in feite altijd om zal draaien.
Als christenen aan dat debat een eigen bijdrage
willen leveren, nou, dan is het misschien zo gek nog niet om dit verhaal
in te brengen. Alles staat er eigenlijk in. Maar: vergist u niet in de
ogenschijnlijke eenvoud van deze makkelijk te begrijpen gelijkenis. Het
verhaal is verrassend, maar ook absurd! De Samaritaan in het verhaal is
van de optredende types, het type van wie je het minst zou verwachten dat
die zou helpen. Het is de Palestijn die de gewoonde jood te hulp schiet,
terwijl diens geloofsgenoten, de priester en de leviet, hem uit de weg
gingen. De priester en de leviet worden in feite doordat ze zich precies
aan de wet, namelijk de reinheidswetten, hielden, verhinderd hulp te bieden
en dus de naaste te zien. Hier geldt: een strikt toegepaste moraal die
geen rekening houdt met de omstandigheden bereikt het tegendeel van de
oorspronkelijke bedoeling. Denkt u nog maar eens aan het voorbeeld van
daarstraks over het liegen. Er kunnen omstandigheden zijn dat liegen mensenlevens
redt!
Ontregelend verhaal
Eigenlijk is die gelijkenis van de Barmhartige
Samaritaan een ontregelend verhaal. De wetgeleerde (en van tijd tot tijd
zijn we dat allemaal ook zelf, denk ik), de wetgeleerde wil weten wie nu
eigenlijk zijn naaste is. Dat schept duidelijkheid. Het verhaal geeft hem
als antwoord dat dat nu juist niet de vraag is waar het in feite om draait:
want dan had Jezus – bij wijze van spreken een lijstje kunnen opnoemen
met categorieën van mensen die daar wel en niet toe behoren. Jezus
draait het om en houdt de wetgeleerde (ons dus) als oplossing voor: de
naast dat ben jezelf. De maatschappij dat ben jij!
© JOHAN BLAAUW
Illustratie: De barmhartige Samaritaan
door Jacopo Bassano
naar begin |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|