|
|
Koningen en profeten
Titurel, Amfortas, Parzival en Lohengrin zijn
de vier koningen van de Graal. Zij zijn verbeelding van een wetmatigheid
die zich op verschillende niveaus in de ontwikkeling van het spirituele
leven laat gelden.
De oude Titurel draagt de hemelse wijsheid in
de kring van de zijnen als menselijke belichaming van de oorspronkelijke
goddelijke openbaring. De kwijnende Amfortas toont ons hoe de mens de weg
door de afgronden van schuld en lijden offervaardig moet afleggen, vol
verlangen naar verlossing. Parzival is degene die aan de andere zijde
van de kloof van het lijden weer naar het licht kan opstijgen. De mens
die zich tot drager van de verlossende liefde van God kan maken. De vierde
tenslotte, Lohengrin, is de boven het louter menselijke en persoonlijke
element uitgegroeide boodschapper van de geest. Een levende verbinding
tussen de goddelijke en de menselijke wereld.
Kijken we nu vervolgens naar het Oude Testament
dan zien we dat ook de opeenvolgende reeks gestalten daar bepaald wordt
door deze zich in viervoud openbarende wet van val en wederopstanding.
In Henoch en Noach, de leraren van de oorspronkelijke goddelijke wijsheid
herkennen we Titurel-figuren. In Job, de belichaming van het stadium van
het offer, dat ook door de aartsvaders werd doorlopen, vinden we de Amfortas
van het Oude Testament, omdat in hem de mensheid leert lijden.
Boven het leven van David flitsen lichten van
het Parzival-lot. "Hij worstelt zich door het dal der beproevingen en houdt
als een koning van de Graal de speer en de kelk omhoog, ook al lijkt hij
tegen het einde van zijn leven weer op de lijdende Amfortas".
Kent het Oude Testament ook een Lohengrin? Jazeker.
In Elia, in wie meer dan alleen een mens spreekt en werkt. In hem lijkt
een boodschapper van de geestelijke wereld onder de mensen te zijn verschenen.
"Hij verschijnt nu eens hier, dan weer daar, als door vleugelen van de
geest gedragen, hetzij als helper en beschermer van de verdrukten, hetzij
als strijder tegen de tegenstander van het goede".
Esoterische visie
Deze vergelijking tussen de opeenvolgende reeks
koningen van de Graal en gestalten uit het Oude Testament heb ik niet zelf
bedacht maar ontleen ik aan het boek "Koningen en Profeten" van de antroposoof
Emil Bock (1895-1959). Het boek is in 1977 in Duitsland uitgegeven en in
1995 in een prachtig gebonden Nederlandse vertaling verschenen bij uitgeverij
Christofoor.
In deze studie toont Bock, een leerling van Rudolf
Steiner, ons de universele betekenis van de oudtestamentische koningen
en profeten in relatie tot onze eigen tijd. In Bocks visie zijn zij niet
alleen de historische en geestelijke leiders van een kleine natie, maar
tevens de belichaming van de stadia van het pad dat de ziel kan brengen
tot het ervaren van de Christus. "Tussen de mysteriegodsdiensten van de
Oude Wereld en het christendom, vormt de oudtestamentische ontwikkeling
een overgangsstadium." Want de Israëlitisch-joodse geschiedenis ontving
haar inhoud en structuur van bovenaf "door het zich op zijn aardse incarnatie
voorbereidende Christuswezen, dat boven de volksgemeenschap zweefde. Uiteindelijk
was dit de reden waarom de geschiedenis van één volk een
tijdlang zo duidelijk in het centrum werd geplaatst: in het volk van Israël
ging de menswording van Christus door een belangrijk voorstadium".
"De wonderen van de tijd van de profeten", zo
betoogt Bock, "zijn de lichten die vanuit een andere sfeer in de aardse
geschiedenis stralen, en schenken ons een blik in de metafysische processen
in de geschiedenis, die zich op een hoger plan afspelen en aan het aardse
gebeuren de hogere bezieling verlenen".
In het eerste deel van het boek komen Israëls
koningen aan de beurt, maar ook Samson, "de oudtestamentische equivalent
van de Griekse held en halfgod Herakles", Samuël, de Psalmen en het
Hooglied, "het meest poëtische deel van de hele Bijbel" en volgens
Bock "werkelijk een soort archetypisch lied".
In het tweede deel de profeten met uiteraard
de Babylonische ballingschap, maar ook de boeken Ruth en Esther. Ruth vat
hij op als de "culminatie van de geschriften die de historische ontwikkeling
tot aan het einde van het tijdperk van Mozes beschrijven" en Esther als
"epiloog van de geschriften over de tijd van de Koningen en Profeten".
Bocks boek is te typeren als een esoterische visie
op het Oude Testament "als een goddelijk prentenboek waarin de halteplaatsen
van de innerlijke weg van de mensheid worden beschreven tot aan het verschijnen
van de christelijke impuls". Deze antroposofische benadering legt over
het Oude Testament echter onmiskenbaar een raster dat de inhoud zowel versmalt
als beperkt en het jodendom ernstig tekort doet.
© JOHAN BLAAUW
Emil Bock, Koningen
en Profeten, Christofoor Zeist 1995
naar begin |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|