Op zoek naar God
Er bestaan een heleboel manieren om het verleden
te bestuderen. Zo kent elk land zijn eigen geschiedenis. Of elke beschaving.
Of elke oorlog. Een geheel andere manier is bijvoorbeeld om na te gaan
hoe het in verschillende tijdperken en culturen gesteld was met de positie,
rol en invloed van vrouwen.
Nog weer een andere manier is om te kijken hoe bepaalde wetenschappen
zich ontwikkeld hebben. Zo is het mogelijk te spreken van de geschiedenis
van de economie, de sociologie, de filosofie of de theologie. Ook daarbinnen
bestaan er nog weer een reeks mogelijkheden om je blik op het verleden
te richten. Binnen de theologie kun je ook kijken naar de geschiedenis
van de kerk of die van de uitleg van de bijbel.
In zijn boek Op zoek naar God: een historische
projectie doet dr. J. Demey
dit door een historische zoektocht te ondernemen naar religie en godsgeloof.
Door in kaart te brengen hoe mensen in verleden en heden met hun geloof
in God zijn omgegaan. Een soort geschiedenis van het godsgeloof vanaf het
allervroegste begin tot vandaag.
Eerste deel
Nu kan ik me voorstellen dat u denkt dat dit dus een hele dikke pil
is geworden. Maar dan vergist u zich. Jules Demey beheerst zijn stof zo
goed dat hij zich tot de hoogtepunten van de religieuze beleving kan beperken.
Het boek telt 125 bladzijden met veel informatie en is goed te vergelijken
met een drieluik.
In het eerste deel komt het godsgeloof ter sprake van de in stamverband
levende jagers- en boerengemeenschappen. "In zijn primitieve rurale toestand
schiep de mens voor het eerst een eigen 'goddelijke werkelijkheid' - een
psychische functie - op grond van zijn verlangens en angsten." De 'Godsgedachte'
betekende zoveel als een vaag zoeken "naar een verklaring van het onbekende,
en een verlangen naar het voortbestaan na de dood".
Tweede deel
Het hoofdpaneel, het middenluik, beschrijft de ontwikkeling van het
godsgeloof van de verlossingsgodsdiensten van de stedelijke beschavingen.
Demey ziet de grootste revolutie van de menselijke beschaving in de "stichting
van de steden die tezelfdertijd een fundamentele verandering van levensbeschouwing
teweeg bracht. Voortaan was het individu in de stad losgerukt van zijn
vroegere clanverbondenheid, wat nog een veel sterker verlangen naar persoonlijke
onsterfelijkheid aanwakkerde".
In dit deel komen ook Boeddhisme, Christendom en Islam uitgebreid aan
de orde. Demey laat zien dat deze drie wereldgodsdiensten gedurende eeuwen
hun mannelijk karakter zwaar hebben "doorgedrukt op de beschavingen die
zij geschraagd hebben, zodat menige vrouw niet alleen onbegrijpelijke maar
ook ondraaglijke toestanden moet gekend hebben". Dus hoeft het niet te
verbazen dat voor deze godsdiensten "de vrouw als zelfstandige persoonlijkheid
op het achterplan" bleef.
Hoewel er in de verschillende godsdiensten heel wat analoge ideeën
te vinden zijn bleven ze elk verstrikt in hun eigen unieke waarheid. Met
als gevolg dat "een waarachtige ontmoeting in wederzijds begrip en in verlangen
naar contact" tussen de wereldreligies niet tot stand gekomen is.
Derde deel
Het derde deel van het boek behandelt de godsdienst in 'het grootstedelijk
tijdperk'. "Het rationalisme van de Verlichting sloeg fel toe op het Westeuropese
christendom dat zijn bevoorrechte positie niet kon handhaven."
Ruime aandacht krijgt het conflict rede-geloof dat vooral in het Westen
een doorslaggevende rol speelde. Zo blijkt, volgens de schrijver, in onze
wetenschappelijke tijd "de echte kern van het Godsgeloof de levensangst
of de doodsangst te zijn". Niet alleen het Westeuropese christendom heeft
hier mee te kampen. Volgens Demey is de rationalistische twijfel langzamerhand
voor alle godsdiensten de grootste uitdaging geworden: "Het zijn niet alleen
het christelijk ritueel, de Koran als wetboek en de boeddhistische meditatietechnieken
die verstard en met teloorgang bedreigd zijn, het is in de grond het dogmatisch
geloof zelf dat de wetenschappelijk-filosofische aanval niet kan weerstaan
en uitgehold blijft staan waar geen standplaats meer mogelijk is".
De balans opmakend komt Demey tot de conclusie "dat onze tijd een wereldwijde
genotsbeschaving heeft voortgebracht die geen rekening meer houdt met een
transcendente God". Met de dollar als "de meest aangebeden God".
Is er nog hoop? Jawel, besluit Demey: "Liefhebben betekent het onsterfelijke
willen, is de totaliteit van het bestaan ervaren als de diepste levenswortel
en de enige transcendentie. Maar er blijft nog de ruwe werkelijkheid van
het mensgeworden dier dat naast een 'heilige' ook een 'duivel' verbergt".
Op zoek naar God is een naslagwerk
in een notedop over de ontwikkeling van het godsgeloof in de verschillende
religies. Volgens de achterflap bevat het boek "een schat aan historische
en godsdienstwetenschappelijke inzichten". Daar valt niets op af te dingen.
Juist daarom vind ik het wel jammer dat een register ontbreekt.
© JOHAN BLAAUW
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Trouw
van
1
december 1995
Dr. J. Demey, Op zoek naar God: een
historische projectie, Damon Best 1994
naar begin |