|
|
Over religie
Het boek Over religie.
Aan de liefhebbers onder haar beoefenaars
van Nederlands meest gelezen en best verkochte theoloog H.M. Kuitert is
net een verkleedpartij van God.
In het eerste deel, Ontmanteling, kleedt Kuitert God uit. Tot op
het bot. "Ik reken af met de voorstelling van God als persoon, als een
wezen dat voor zichzelf en op zichzelf bestaat en inzetbaar is op wens
of gebed." In het tweede deel, dat driekwart van het boek in beslag neemt,
kunnen we dus een lijvige beschouwing verwachten over hoe het nu verder
moet met het geloof, na de dood van God. Verkeerd gedacht. Onder de titel
Terugvinden
hijst Kuitert God nieuwe kleren aan. De kern van religie en die van zijn
nieuwe hoek blijkt "zich aangesproken voelen door de behoeftige, en daarin
de Schepper en Zijn gewicht ervaren".
Ontmanteling
In zijn boek betoogt Kuitert dat het woord God (het G-woord, zoals
hij het soms noemt) lang zo veel niet voorstelt als mensen vaak denken.
Van huis uit was het woord God helemaal geen eigennaam, maar een soortnaam.
Er waren een heleboel goden, meestal voorgesteld als mensen en uitgerust
met aIle mogelijke menselijke trekken. Van al die goden blijft er in de
bijbel uiteindelijk een over. Vervolgens nam het christendom die ene God
van het jodendom over, inclusief de persoonachtige trekken die aan deze
God werden toegeschreven. Daarmee werd de God van de christelijke kerken
een soort uitvergroot mens, een persoon. Kuitert acht dit godsbeeld niet
houdbaar, want het brengt ons van het ene probleem in het andere. Kortom:
zo'n God kan niet bestaan en al helemaal niet in de zin waarin hij vaak
wordt aangehangen: de God die voor de zijnen allerhande privileges in petto
heeft. Mensen mogen hem aanroepen en hopen dat hij hen te hulp snelt. Zo
hebben generaties het in het Westerse christendom aan elkaar doorgegeven.
Maar het klopt niet, want God snelt niet te hulp als we het hem vragen.
Omdat het niet blijkt te kloppen begeeft deze beeldvorming het. Daarom
verlaten mensen het christendom, omdat ze teleurgesteld zijn in deze God
omdat hij niet doet wat ze gehoopt en gewild hadden dat hij zou doen.
Terugvinden
Kuitert maakt vervolgens duidelijk dat dit niet het einde van religie
of geloof hoeft in te houden. We moeten een omslag maken in ons denken
over God. Wat alle mensen ervaren omdat ze mens zijn, zegt Kuitert, is
een besef van afhankelijkheid. We hebben onszelf niet in onze eigen handen.
Deze ervaring van afhankelijkheid is met ons menszijn gegeven. Kuitert
noemt dit de religieuze oerervaring: het gevoel, het besef "de werkelijkheid
in en om rnij heen niet in rnijn macht te hebben", de ervaring van afhankelijkheid
van een Macht waar we aan zijn overgeleverd. Alle religie gaat op deze
religieuze oerervaring terug. In jodendom en christendom zwijgt deze oergrond,
deze Macht waar we aan zijn overgeleverd niet. Als Schepper spreekt deze
oergrond ons aan. Hoe dan? "Door ons te confronteren met een mens die ons
behoeft, daarmee doet de Schepper van zich merken."
Hiermee zijn we ook bij de kern van Kuiterts boek aangekomen: "Zich
aangesproken voelen door de behoeftige, en dat (h)erkennen als zich aangesproken
voelen door de Schepper, daarin ligt het kristallisatiepunt van de christelijke
religie, de kern van de christelijke emotie". Omdat deze Schepper ons aanspreekt
heet hij het Woord, "het levende Woord, dat ons aanspreekt".
Dit is - heel in het kort -.het centrum vanKuiterts zoekontwerp. Hierom
draait het allemaal in de christelijke religie. De rest is toegift. Het
aanhangen van geloofsvoorstellingen heeft dan ook slechts zin "a1s het
onze ogen en oren opent voor de behoeftige medemens. Ons door hem aangesproken
voelen is door de Schepper worden aangesproken en ons eraan gewonnen geven
is geloven". Kuitert noemt dat: "geloven is betonen van geest en kracht",
als het uitoefenen van het menszijn als een praktijk. Hiermee breekt Kuitert
met geloven als het aanhangen van bepaalde opvattingen over God, mens en
wereld. Kuitert vindt het dan ook een groot misverstand "dat verkondiging
van het Woord op verkondiging van de leer neerkomt en geloven op aannemen
van wat de kerk zegt".
Vrijzinnigheid
Tot zover Kuitert. Wat vrijzinnigen in Over
religie zeker zal aanspreken is wat ik zou willen noemen Kuiterts
denkend geloven, zijn pogen rekenschap af te leggen van zijn geloof: waarom
geloof ik wat ik geloof en hoe zijn al die (christelijke) geloofsvoorstellingen
tot stand gekomen. Scherpzinnig scheidt hij kaf van koren. Wat vrijzinnigen
ook zal aanspreken is Kuiterts vermogen tot relativeren. "Ik splits niemand
mijn uitkomst in de maag", want de "christelijke religie is, net als elke
andere religie, mensenwerk".
Tegelijkertijd wringt daar voor vrijzinnigen ook de schoen. Kuitert
stelt zijn opvattingen vaak voor als nieuw, waar het in feite herhalingen
zijn van denkbeelden die door vrijzinnigen al - voorzichtig uitgedrukt
- decennia worden aangehangen. Hoe komt dat? Onder andere zou ik zeggen
omdat de inbreng van vrijzinnigen in het theologische discours door Kuitert
verzwegen wordt. Zo spreekt hij doodleuk over de "nog ongedeelde Vaderlandse
Kerk" aan het begin van de negentiende eeuw. Hoezo ongedeeld? Nooit gehoord
van doopsgezinden, lutheranen, remonstranten, hernhutters? Zo "ongedeeld"
was die "Vaderlandse Kerk" toen al niet meer. Deze, op zijn minst slordige,
voorstelling van zaken mag de eminence grise van de huidige vaderlandse
protestantse theologen aangerekend worden.
De vrijzinnige theologen die Kuitert zijn voorgegaan en op wier schouders
hij onrniskenbaar staat wordt zo geen recht gedaan.
© JOHAN BLAAUW
Deze recensie werd eerder gepubliceerd in adRem
van december 2000
H.M. Kuitert, Over
religie. Aan de liefhebbers onder haar beoefenaars, Ten
Have Baarn, 2000
naar begin |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|