|
|
Het fenomeen Ischa Meijer -
over herinneringen als ballast en bagage
In februari 1995 stierf Ischa Meijer. Op zijn
52e verjaardag. Zijn dood was een mediahype. Televisie, radio, kranten:
allemaal stonden ze er uitvoerig bij stil.
In een paar dagen werd er een soort mythe rond
Ischa gecreeerd. Van een alles en iedereen in de rede vallende interviewer
bracht hij het binnen een etmaal tot de beste interviewer aller tijden.
Zijn Dikke Man uit Het Parool was opeens wereldliteratuur.
Mijn broer Ischa
Ruim een jaar na zijn dood, in mei 1996, schrijft
zijn zuster Mirjam Meijer een boekje over haar broer. Mijn broer Ischa.
In deze biografische schets over haar ouders, zichzelf en haar beide broers
doet zij een poging het ‘fenomeen Ischa’ te relativeren en te ontmythologiseren.
Het beeld dat dit boekje oproept is er een van een zoon (Ischa) die meer
op zijn vader leek dan hem waarschijnlijk zelf lief was, want met zijn
vader (en zijn moeder trouwens) kon hij niet overweg. Mirjam Meijer: "Als
ik iets van hem (Ischa) las of als ik hem wel eens bezig zag of hoorde
op televisie of radio, dan was het altijd alsof ik mijn vader voor me zag.
Datzelfde agressieve gedrag, dat voortdurend
een ander in de rede vallen. De kleine, driftige, corpulente gestalte.
Zelfs die scherpe. kortaangebonden stem. Mijn broer werd steeds meer mijn
vader". Een leuke jeugd, om het voorzichtig uit te drukken, had Ischa niet.
Zijn vader rekende hem hardhandig af op zijn intellectuele prestaties.
Haalde hij geen goede cijfers op school, "dan werd hij geslagen. Dan werd
er geschreeuwd en getierd". Bovendien was er een grote rivaliteit tussen
vader en oudste zoon Meijer. Het gevecht om de aandacht van Ischa's moeder.
"Mijn vader", schrijft Mirjam Meijer, "eiste die volledig voor zich op
en kreeg die ook. Zonder noemenswaardig verzet van mijn moeder. Geen snipper
aandacht mocht naar de kinderen gaan. En zeker niet naar die andere, oudste
zoon".
Geen wonder, denk je dan al lezend, dat je uit
zo'n gezin geschonden tevoorschijn komt.
I.M.
Drie jaar na Ischa's dood schrijft vriendin en
partner van zijn laatste vier jaar, Connie Palmen, I.M. over haar
relatie en jaren met Ischa Meijer.
I.M. bevestigt het beeld van het gezin
waarin Ischa opgroeide, zoals zijn zuster dat beschreef in haar Mijn broer
Ischa. Maar I.M. doet meer. Het laat ook pijnlijk duidelijk zien
wat een enorm stempel Ischa's jeugd en opvoeding op hem hebben gedrukt.
"Connie, ik wil nooit meer zo verlaten worden als ik door mijn vader en
moeder verlaten ben", citeert Connie Palmen haar idool. Het is opvallend
hoe vaak Ischa's ouders ter sprake komen, maar wel begrijpelijk: "Aan ouders
die jou in de steek laten voordat jij jezelf kan losscheuren en bij ze
kan weggaan blijf je voor de rest van je leven geklonken", stelt Palmen
vast.
I.M. is een fascinerend boek. Met vaart
geschreven. "Een roman over de liefde en de dood", zegt de flap van het
boek. Het beschrijft Connie Palmens mateloze liefde en bewondering voor
Ischa Meijer. "Op jou heb ik me mijn hele leven voorbereid", zegt ze op
een gegeven moment tegen Ischa. Het beschrijft ook haar ontroostbare verdriet
na zijn plotselinge dood. "Rouw is rauw. Ik kan niets bakken van zijn dood,
niets". Maar wel I.M., misschien nog wel het beste te typeren als
een autobiogratisch verslag van een grote liefde.
Het grootste deel van het boek heschrijft de
reizen naar Amerika die Connie en Ischa samen maakten. Ook daar neemt Ischa
zijn vader vaak mee: "Mijn vader had alleen een band met zijn boeken, met
die banden aan de wand en verder met niemand". Soms zijn het net twee verliefde
pubers om een volgend moment haarscherpe menselijke inzichten te debiteren.
Mijn broer Ischa en I.M.
Mijn broer Ischa en I.M. samen
laten zien hoe in Ischa's leven zijn herinneringen zowel bagage als ballast
waren. De ballast van zijn jeugd was voor Ischa ook een belangrijk deel
van zijn bagage. Hij moet er veel onder geleden hebben. Dat kan niet anders.
Tegelijkertijd was het ongetwijfeld ook een creatieve impuls. Zijn enorme
werklust, zijn onaangepastheid en zijn bijtende cynisme hadden met zijn
jeugd te maken, maar waren ook Ischa zelf. Zo wilde hij ook zijn. Daarvoor
was hij zelf verantwoordelijk.
Daarmee stuiten we op iets dat we vaker zien:
hoe een ongelukkige jeugd soms de motor kan zijn van grote creativiteit:
Rainer Maria Rilke, Franz Katka, Pablo Picasso. Drie voorbeelden van grote
kunstenaars die de ballast van een ongelukkige jeugd als bagage met zich
meedroegen. Het angstaanjagende hiervan is de andere kant, dat een ongelukkige
jeugd soms ook de motor voor extreme gewelddadigheid en moordzucht kan
zijn: Hitler, Ceausescu, Saddam Hoessein, om drie afschuwelijke voorbeelden
te geven.
Zoveel is duidelijk: een ongelukkige jeugd is
op zijn zachtst gezegd een handicap en kan dat een leven lang blijven.
Tegelijkertijd zijn we ook zelf verantwoordelijk voor dat wat we met zo'n
handicap in de rest van ons leven doen.
© JOHAN BLAAUW
Mirjam Meijer, Mijn
broer Ischa, Vassallucci Amsterdam 1997,
Connie Palmen, I.M.,
Prometheus Amsterdam 1998
naar begin |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|